De Mont Ventoux is geen vriend van mij.
Toegegeven: we kennen elkaar nauwelijks. Ja, van horen zeggen en van de Tour. Tijdens vakanties in de Drôme keek ik graag naar hem, op gepaste afstand. Met een mengeling van verbazing en ontzag. Dus dat was ‘m nou. De berg van de winden. Petrarca’s weg naar de hel. Kale reus. Mooi van lelijkheid.
Onze twee korte pogingen tot kennismaken waren op zijn zachtst gezegd ‘ongemakkelijk’.
Bij de ene had ik als doel een stukje te gaan langlaufen, maar in plaats van op sneeuw stuitte ik op een gevaarlijke ijslaag. Wat restte was een spannend uurtje vallen, opstaan, en ongewenst langs de afgrond scheren.
De andere poging, vol goede moed door mij ingezet als ‘showcase van mijn klimtalent’, strandde op nauwelijks 1 km boven Maulacène: ik dreigde om te vallen. Officieel vanwege een verkeerd verzet. Maar de eerlijkheid gebiedt te zeggen dat t met lijf en leden minder goed zat dan hoofd en hart wilden geloven.
Ik was kortom naïef. Probeer nooit indruk te maken op een ander, zonder je goed voor te bereiden en je grondig te verdiepen in zijn of haar (on)hebbelijkheden. Denk met je hart, en voel met je hoofd. Niet bij stil gestaan. Stom. Geen vrienden dus. De Mont Ventoux zelf wordt daar niet warm of koud van trouwens… Maar mij zit het niet lekker. En met ventoux3 voor de boeg maak ik graag schoon schip. Ik zal hem respect tonen, die berg.
Om die reden was ik in mei 2 weken in Frankrijk. Met mijn racefiets. Kon ik eindelijk de tijd nemen om te trainen, en mijn vrienden en toekomstige ventoux3-sponsoren berichten dat ze op me kunnen bouwen. Opdat ze met gulle hand doneren en zo bijdragen aan het dringend gewenste hersentumor-onderzoek.
Heerlijk gefietst. En afgezien, dat ook. In het deel van Frankrijk waar ik mij bevond, moet je de weggedeeltes met 9-13% stijgingsgraad wel ff zoeken, maar ik vond er een paar. Korte maar venijnige kuitenbijters. Qua lengte – ik zal er niet omheen draaien – bij elkaar misschien slechts een honderdste van de gemiddelde Mont Ventoux klim. Maar verdorie, ze deden wel pijn. Zeker bij de tweede of derde opeenvolgende keer.
Gevolg: een flinke clash tussen hoofd en hart. Hoe fanatiek het laatste ook klopte – vooral voor het goede doel – mijn knalrode kop wilde maar 1 ding: opgehaald worden met de auto. Rusten op een zacht kussen. Een goed boek lezen. Af en toe de mond openen voor een diepe zucht, een kort gesprek of een koel drankje. En tussendoor een beetje mijmeren over eeuwig durende afdalingen.
Het zal de laatste keer niet zijn geweest, vrees ik. Maar gelukkig: mijn hart heeft mijn hoofd verzekerd dat er steeds meer evenwicht zal zijn tussen lijden en genieten. In de loop van de komende 66 trainings- en voorbereidingsdagen. Culminerend in het moment suprême: 8 september. De dag dat de Mont Ventoux en ik een verbond aangaan. Partners worden in de strijd tegen hersentumoren. En vrienden. Vrienden voor het leven.
Geplaatst in zeezicht